Een waargebeurd verhaal dat wordt verteld als fictie. Het verhaal speelt zich af in Vlaanderen en Noord-Frankrijk in de zomer van 1922. Om de eindjes aan elkaar te knopen werkt Stiene van de Geitenhoek (16) na haar werk op ’t Berkenhof in een café. Daar ontmoet ze de twee jaar oudere rijke brouwerszoon Lowie Boonen. Ze worden op slag verliefd en gaan samen naar het Oogstbal. Wanneer Stiene haar werk op ’t Berkenhof verliest is ze genoodzaakt om seizoenswerk te doen in Frankrijk. Ze moet Lowie dan zes weken missen, een verscheurende keuze voor haar jonge, smoorverliefde hart. In zachte, wat ouderwetse stijl geschreven. Met zwart-witfoto’s. Marc de Bel (Kruishoutem, 1954) is een alom bekende auteur, scenarioschrijver, illustrator en jeugdauteur. Hij schreef meer dan zestig boeken. Zijn werk werd in meerdere landen uitgegeven. Vanaf ca. 13 jaar.

Vooraleer Stiene op de voorgrond treedt, lezen we een kort verhaal over een Romeinse officier, Valerianus Gravus die in het bos vlakbij Nemetacum (in de buurt van het latere Arras) een kruik vol met gouden munten en sieraden begraaft onder een eik. Hij voelt de ontevredenheid bij de plaatselijke bevolking en vlucht met zijn vrouw. Ruim 1600 jaar later, in het jaar 1922 wordt daar een steenbakkerij opgericht. Stiene van de Geitenhoek wordt op het Oogstbal verliefd op Lowie, de zoon van de rijke brouwer. De liefde is wederzijds, maar dat is niet naar de zin van de vader. Wanneer Stiene haar werk verliest, trekt ze mee op met de andere seizoenarbeiders naar Noord-Frankrijk. Het werk in de steenbakkerij is echte slavenarbeid. Terwijl de mannen klei opgraven en aan de presse stenen vormen, moeten de vrouwen die transporteren en tot hoge muren stapelen. Achteraf worden ze in de oven gebakken. Bij het delven stuiten de arbeiders plots op een kruik vol gouden munten. Hoe het leven van Stiene is op de Geitenhoek en of ze na Frankrijk Lowie nog kan zien, lees je in dit boeiende historische verhaal.

De auteur Marc De Bel heeft zich grondig gedocumenteerd over de streek van Cruyshoutem in Oost-Vlaanderen. Alle personages hebben echt bestaan, je nieuwsgierigheid is gewekt bij het zien van een eerste grote groepsfoto met op de achterzijde een register van hun namen. Hij schetst een levendig beeld hoe het leven er toen aan toe ging, het leven in de kroeg, de achterklap en het harde leven van Stiene en haar oma. Ze woonden in de armste wijk en er was een grote afstand tussen arm en rijk. Sommige beschrijvingen zijn erg breedg uitgesponnen, zoals de gedetailleerde liefdesbrieven tussen Stiene en Lowie.

Dan is er nog een interessant nawoord waarin de lezer te weten komt wat er met de gesmokkelde munten in Vlaanderen is gebeurd. Helemaal aan het eind van het boek is een volledige katern gewijd aan de schat van Arras. Je verneemt er de hele geschiedenis van de schat en hoe de vinders juridisch in onwetendheid werden gehouden.

Het boek bevat niet alleen een levendig tafereel van de romance tussen Stiene en Lowie, zich afspelend in het volkse leven van de jaren twintig, maar het is ook een goed gedocumenteerd historisch naslagwerk over de Schat van Arras.

Verberg tekst